Als fotograaf heb je op heel veel zaken te letten bij het maken van de meest geschikte foto. We noemden al compositie, het gebruik van lijnen en de houding van jezelf als fotograaf. Een ander aspect is het kleurgebruik. Een onderwerp waar je niet altijd invloed op hebt – de kleuren zijn zoals ze zijn – maar waarvan het wel handig is om wat achtergrondinformatie te hebben.
Die informatie ligt eigenlijk besloten in het kleurenwiel. Even wat technische achtergrondinformatie:
Er zijn drie primaire kleuren: geel, blauw en rood. Dat zijn de basiskleuren.
Mengen we deze basiskleuren met elkaar, dan ontstaan secundaire kleuren. In de afbeelding zijn dat de kleuren die naast de primaire kleuren liggen.
Mengen we primaire kleuren met secundaire kleuren, dan ontstaan de tertiaire kleuren. Dat zijn de overige kleuren in de afbeelding.
Kleuren die dichtbij elkaar liggen zorgen voor harmonie. Denk aan blauw en groen, of geel en oranje. Stel je de warme kleuren van het bos in de herfst eens voor.
Koele kleuren werken vooral goed als achtergrondkleuren en versterken de andere kleuren. Daarom werkt een blauwe lucht zo goed in foto’s.
Afhankelijk van wat je met de foto wilt bereiken, kun je gebruik maken van deze informatie. Combineer je contrasterende kleuren (kleuren die in het kleurenwiel tegenover elkaar liggen), dan trek je daarmee de aandacht naar de foto en prikkel je de zintuigen. Verdeel je de kleuren evenwichtig in de foto, dan creëer je juist een soort van balans, waarbij geen van de kleuren domineert.
Ook met kleuren geldt, net als bij lijnen, dat ze je helpen om anders naar een onderwerp te kijken. Dat is eigenlijk de belangrijkste les je moet onthouden: ook kleuren kunnen je helpen focus te leggen op het onderwerp dat focus moet krijgen.